Een kleine selectie.
San Michele
Je loopt hier in het zweet langs witte graven,
de vaporetto bracht je tot de poort.
De aanlegsteiger is de toegangshaven,
dit dodenrijk een drijvend toevluchtsoord.
Ommuurd en al, een stad van steen en marmer,
al is er dan vrij weinig te beleven.
De zon maakt alles, lijkt het, net iets warmer
als om de dood wat tegengas te geven.
Ontelbaar zijn de zielen die hier zonnen,
vervallen zerken staan in strak gelid.
Maar nergens geeft de dood zich hier gewonnen,
nooit klinkt een kreet of kleppert een gebit.
Turing 2015
———————————————-
Mijn huid
Wanneer ik langzaam op de tast,
als was ik nieuw, mijn huid langsloop
dan zijn mijn vingers steeds verrast
door elk gebied dat op of in mij huist.
Ik voel onder mijn voeten vaste grond,
klop op slagaders die spieren overspannen,
glijd langs rondingen en hoeken van dit lijf
waarin de tijd de jeugd al heeft verbannen.
Ik sluit mijn ogen en omklem mijn schouders,
grijp mijn lurven bij hun menselijk tekort
en laat mijn handen zoeken naar verlangen,
naar vlinders in de buik en mateloze honger.
Dit is mijn huid die kou en warmte kent,
die meezucht met mijn longen en mijn hart,
gelooid als leer het zonlicht absorbeert
en alsmaar banger om mijn ingewanden zit.
Ooit rits ik mij tot aan mijn navel open,
stroop mijn huid af als een kledingstuk
en hang mijn vel op, keurig aan een hanger.
Dit is mijn lichaam. Ik heb het meer dan lief.
VUMC Poëzieprijs nominatie
———————————————-
Het suikerbeest
voor Patty Scholten
Het dierenrijk is haar natuurdomein.
Nu lijkt ze in een ander rijk te zakken,
de hypoglykemie kreeg haar te pakken.
Ze lacht te zoet om werkelijk te zijn.
Al snel vervalt ze in een grijs vertakken
en dwaalt langs draden van het broze brein,
krijgt haar gedachten niet meer op een lijn.
Haar geest tast tussen duizend kaartenbakken.
Dan veert ze op bij spraak en beeldentaal,
herhaalt een woord uit één van haar gedichten,
een zuchtend ‘ja’ verhult een heel verhaal.
Ze kijkt me aan, de blik die ik goed ken,
maar nu verzonken in een vergezicht en
het is alsof ze zoekt welk dier ik ben.
———————————————-
Wanneer ik oud ben
Wanneer ik oud ben zal ik langzaam spreken,
zeer langzaam spreken in een taal van hout.
Er zal geen morgen zijn waarop ik reken
en overmorgen is een rekenfout.
Wanneer ik oud ben gaan mijn botten breken,
en worden stukken van mijn lijf verbouwd.
Met ziekenhuizen en met apotheken
bestrijd ik achterstallig onderhoud.
Maar als ik oud ben is de geest nog jong.
Ik speel dan potjes schaak onder platanen
en zing de liedjes die ik vroeger zong.
De leeftijdsgroep van mooie meisjes groeit,
ik kijk naar alles wat steeds schoner bloeit.
Mijn lief is dan nog steeds mijn courtisane.
2e plaats Plantage Poëzieprijs
———————————————-
Een film die in de stilte draait
Het is als het verslapen van de geest,
stel ik mij voor. Een ondertiteld dromen
van wat er was en wat wellicht zou komen,
een carnaval van beelden. Als een feest.
En wat voor één! Een optocht van fantomen
waarin je eindeloos de lippen leest
van iedereen die hier ooit is geweest,
waarvan nooit meer een teken is vernomen.
Maar dit is een parade zonder woorden
en nergens klinkt muziek of hoorngeschal.
Men danst met knekels op een dodenbal.
Je schreeuwt vergeefs, verstomd, je eigen naam.
Er is geen god of liefde die het hoorde.
Intens geleefd. En dan de poppenkraam.
Meander Magazine